Paul Klep, emeritus hoogleraar economische en sociale geschiedenis van Nijmegen, brengt een uitvoerige wetenschappelijke en rijk geïllustreerde geschiedenis van De Etna, ijzergieterij en emailleerfabriek in Breda. Dit bedrijf werd zeer bekend. Het had in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw een marktaandeel van 70% van de kachel- en fornuizenmarkt.
Momenteel wordt de tekst redactioneel klaargemaakt en moet nog een (klein) deel van benodigde middelen gevonden worden. Hieronder vertelt Klep alvast over zijn onderzoek.

Kunt u iets over uzelf vertellen?
Als geboren Bredanaar (1948) ben ik op het Onze Lieve Vrouwe Lyceum geweest. Hoewel ik een bèta was en het logisch was geweest medicijnen of natuurkunde te gaan studeren heb ik mijn passie gevolgd. Ik koos voor geschiedenis en volgde de opleiding in Nijmegen, Wageningen en Leuven. Ik had een afschuw van politieke geschiedenis omdat je daardoor de indruk krijgt dat de wereld ‘gemaakt’ wordt door mannetjes en soms vrouwtjes. Daar dacht ik heel anders over en daarom koos ik voor economische en sociale geschiedenis. Waar komt die industriële revolutie vandaan, en hoe zit het met dat eeuwige probleem van de armoede? Ik had het geluk dat ik van mijn passie mijn beroep kon maken en was 31 jaar hoogleraar economische en sociale Geschiedenis in Nijmegen (1980-2011).

Waar komt de passie voor historisch onderzoek vandaan?
Kennelijk heeft belangstelling voor het verleden ook als kind in mij gezeten. Ik wilde weten waar alles ‘vandaan’ kwam en hoe het vroeger was, in het Ginneken, maar ook in mijn familie. Mijn ouders gaven me boeken met historische verhalen, zoals Oud Goud en een serie over bekende uitvinders en ondernemers, zoals Ford, Lindbergh en Nobel.

Ik had het geluk dat ik op het Lyceum als docent geschiedenis dr. Vermaseren had. Hij was bezig met een historische atlas en stimuleerde me in mijn interesse. Op woensdagmiddagen zat ik in het archief in Breda om de familiegeschiedenis uit te pluizen. Zo kon ik mijn oma en andere familieleden met moeilijke vragen achtervolgen over het verleden. Mijnheer IJsseling leerde me oud schrift.

Mijn proefschrift dat ik verdedigde in Leuven bij prof. Herman van der Wee ging over de oorzaken van het armoedeprobleem in het achttiende- en negentiende eeuwse Brabant. De geschiedenis van de bevolkingsontwikkeling, van de gezinsarbeid, de gezinsvorming en de relaties tussen ouders en kinderen vond ik buitengewoon boeiend.

Waar gaat uw onderzoek over?
Het boek waar ik nu mee bezig ben is een bedrijfsgeschiedenis van De Etna, een bekende kachel- en fornuizenfabriek in Breda (1800-heden). Voorouders van mij waren in de tijd van Napoleon ijzersmeden. In 1856 richtte mijn betovergrootvader Cornelis Klep een ijzergieterij op. Afstammelingen van hem brachten de fabriek tot bloei. Ik heb mij verdiept in het wel en wee van de fabriek en zijn arbeiders. Hoe zagen die kachels en fornuizen eruit? Hoe werden ze gemaakt? Aan wie werden ze verkocht? Hoe zag de fabriek eruit? En hoe waren de toestanden op de werkvloer? Er gebeurden grote aantallen ongelukken.

Toch bleven de arbeiders lang in dienst en werden er talloze jubilea gevierd. In het boek staat een namenlijst van alle veertigjarige jubilarissen van de Etna.

Waarom bent u dit gaan onderzoeken?
Uit nieuwsgierigheid, ook al omdat De Etna tot het verleden van mijn familie behoort. Als kind wees mijn vader de fabriek aan de Tramsingel aan – nu is alles verdwenen – en vertelde over zijn vader en grootvader die daar directeur waren geweest. Er was echter zoveel ruzie in de familie, dat ik er niet achter kwam hoe het allemaal in elkaar zat. Nu weet ik dat wel.

Ook wilde ik duidelijk krijgen met welke problemen de directie in de verschillende tijdvakken te maken had. Het bedrijf moest winst maken! Waarin werd er geïnvesteerd, en waarom? En met welke producten als gevolg? Waar kwam het geld vandaan?

Kunt u iets vertellen over waar u bij uw onderzoek tegenaan gelopen bent?
De archieftoestand van De Etna was dramatisch. Het overgrote deel was met de sloop van het gebouw weggesmeten. In de loop van de jaren slaagde ik er gelukkig in bij familie en oud-personeelsleden allerlei brokstukken te verzamelen. Ik heb medewerking gekregen van heel wat achterneven en -nichten! En de website van Delpher – met miljoenen gedigitaliseerde teksten uit Nederlandse kranten, boeken en tijdschriften – bleek goud waard te zijn.

Al gauw ontdekte ik dat er over de geschiedenis van de Nederlandse kachel- en fornuizenbranche maar weinig bekend is. Om de achtergrond van De Etna te schetsen was het daarom nodig ook dit te onderzoeken.

Ook de opkomst van de vakbeweging kreeg een belangrijke plaats in het onderzoek. Oorspronkelijk was De Etna in sociaal opzicht een overzichtelijk geheel van een patroon met zijn zeer gehoorzame arbeiders. Tegen 1900 nam de omvang van het bedrijf sterk toe en waren er al driehonderd arbeiders. Toen verscheen de vakbeweging. Dat botste behoorlijk!

Het management van De Etna werd geleverd door de familie Klep. De Etna was vanouds een familieonderneming, maar die formule werkte rond 1965 niet meer. Het liep dramatisch af, ook omdat de vraag naar kachels en fornuizen na 1970 voortdurend afnam. Er kwamen fusies en saneringen met alle ellende voor de arbeiders als gevolg. De managers waren niet langer leden van de familie Klep en De Etna moest opnieuw uitgevonden worden. Tegenwoordig staat de fabriek in Duiven.

Wat heeft u nog meer ontdekt?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de bezetters een Duitse Verwalter aangesteld. De directie werd opzijgezet. Er werden tienduizenden kacheltjes voor de Wehrmacht gemaakt. Daarover werd nadien nooit meer gepraat, maar het is me gelukt om deze geschiedenis bloot te leggen.