Het complete boek kunt u hier lezen:

PDF

291 pagina’s, dissertatie Deze uitgave is niet meer te bestellen

Wat bezielt in 1848 een groep van ruim 190 Brabantse landverhuizers om met de dominicaan Th. van den Broek de oversteek naar Amerika te wagen. Het is een van de groepen, die in dat jaar hun heil zoeken in het toen, zeker voor velen, beloofde land. De uittocht van ongeveer 3300 emigranten uit de hele provincie is weliswaar gering, maar toch aanzienlijk voor de enkele streken, waaruit de landverhuizers afkomstig zijn: het noordelijk gedeelte van Oost-Brabant, Noordwest-Brabant met Klundert en Zevenbergen en de Kempen (Vessem en Oirschot). De periode tussen 1846 en 1857 kenschetst de auterur voor die dorpen als “de eerste emigratiegolf”. Vóór die tijd bestaat de emigratie uit Noord-Brabant bijna uitsluitend uit missionarissen. Na de eerste massa-emigratie volgt de landverhuizeing in een meer door de tijd gespreid patroon.

Tot nu toe schrijven allerlei studies de oorzaak van landverhuizing uisluitend toe aan de economische en sociale ellende van die tijd. Die verklaring is juist, mar niet afdoende. Van Stekelenburg past nieuwe historische methoden en computertechnieken tot en komt tot een veel genuanceerder conclusie. Een invloed van buiten blijkt nodig om de hoge drempel van onbekendheid en onervarenheid te overschrijden. Deze invloed komt van leiders, formele en informele organisaties. Na het ontstaan van de eerste vestigingen overzee gaat daarvan een sterke aantrekkingskracht uit. De netwerken tussen aspirantemigranten en reeds gevestigde relaties vormen lange tijd een gunstig klimaat voor emigratie. Waar geen netwerken voorhanden zijn, verloopt de landverhuizing veel moeilijker. Dit verklaart de regionale verscheidenheid in de deelname in de landverhuizing. Het zijn deze zogenaamde ‘push’-factoren, waarop de auteur grote nadruk legt.

Van Stekelenburg weet het heel ingetikkelde netwerk van motieven, omstandigheden en oorzaken haarfijn te ontwarren. De meeste landverhuizers in die periode blijken uit enkele regio’s van Brabant afkomstig te zijn en bovendien in Amerika neer te strijken in een beperkt gebied. De katholieke landverhuizers (uit de zandgebieden) zoeken hun toevlucht rond de Fox River in Wisconsin, terwijl de protestanten (uit het Brabantse klegebied) zich voor het merendeel in Iowa en Michigan vestigen.

Het zijn geen paupers, die overhaast, als onberaden avonturiers, hun barre geboortestreek ontvluchten, eerder mensen die op grond van een doordacht plan, realistische verwachtingen en scherpe calculaties eindelijk hun boeltje bij elkaar pakken en emigreren. Ze weten wat ze ondernemen. Het algemene motief is een verbetering van hun levensomstandigheden, maar over hun slaagkans maken de emigrantne zich geen illusies. Ze zullen hard moeten werken en sober leven. Een belangrijk pnt is de leiding door geloofwaardige pioniers en gidsen, reguliere en seculiere priesters, vooral uit de grootseminaries Haaren en Hoeven. De nieuwe emigranten zullen er ook landgenoten ontmoeten, familie en bekenden. Dat betekent behoud van bestaande relaties, eigen taal en cultuur en van hun godsdienstige gewoonten en gebruiken.

Een vertrouwd stukje Brabant dus in het vreemde Amerika. Toch loopt het niet altijd goed af. De Oostbrabanders onder leiding van Th. van den Broek zijn danig teleurgesteld, wanneer zijn informatie zowel te optimistisch als ongebeodl misleidend blijkt. Woningen blijken schamele hutten. De aangeprezen goedkope grond dienen de emigrante eerst wel even te ontbossen. Vooral de katholieke Brabantse landverhuizers, de rol van de missionarissen als hun begeleiders en hun assimilatie krijgen de meeste aandacht.