Het complete boek kunt u hier lezen:

PDF

422 pagina’s Deze uitgave is niet meer te bestellen

Dit boek is een vervolg op de studie, als deel 79 over de Afscheiding en Doleantie in het Land van Heusden en Altena verschenen. De godsdienstige mentaliteit van deze streek, grenzend aan Zuid-Holland en Gelderland, vertoont ook overeenkomsten met de Alblasserwaard en de Bommelerwaard. De studie beschrijft de godsdienstige ontwikkelingen tot 1961 in hun maatschappelijke context. Ze zijn nauw verweven met die in de negentiende eeuw. Tot 1961 is er nauwelijks sprake van industriële groei, behalve in Werkendam. De dorpssamenlevingen zijn besloten, mede door de slechte infrastructuur. Alleen Werkendam, Heusden en Woudrichem hebben een opener stadcultuur.

Traditionalisme en dorpsautonomie belemmeren lang samenwerking. In 1973 komt er echter een grote concentratie in vijf gemeenten tot stand. Centralisatie is er ook, al in 1961 door de ruilverkaveling. De relatieve achterstand van dit gebied blijkt uit het feit dat deze regio nog in 1961 op een totaal van 7500 krotten in geheel Brabant er maar liefst 2065 op haar conto schrijft. Ook de bevolkingsgroei blijft door emigratie sterk achter bij die in Noord-Brabant. Tijdens de malaise en crisis begint rond 1920 de opbouw en organisatie van de bevindelijk gereformeerden. De orthodox-hervormden krijgen meer greep op de bevolking. Daarnaast komt binnen de Hervormde Kerk een neo-Réveil op gang door de oprichting van de Gereformeerde Bond (1906) en de activiteiten van de vrienden van Kohlbrugge. De godsdienstige situatie kenmerkt zich door een verdere versplintering in en buiten de Hervormde Kerk. In het algemeen zijn de onderlinge kerkelijke verhoudingen afstandelijk en koel. Pas in 1945 komen enkele voorzichtige pogingen tot samenwerking tussen hervormde en gereformeerde kerkeraden. De verzuilde samenleving is dan nog allerminst gebroken.

Het bevindelijk christendom zoekt zijn kracht in de dagelijkse omgang met de bijbel en het lezen van de oudvaders. Het beklemtoont Gods almacht, de onmacht van de mens en de noodzaak van een wedergeboorte, gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Deze gezelschappen vormen een protest tegen de toegenomen objectieve theologie van orthodoxe predikanten die zich beroepen op hun confessie. De strijd tussen bevinding en confessie is een belangrijk thema in dit gebied. Objectieve prediking staat tegenover subjectivisme, verlossing tegenover bekering de zekerheid van geloof tegenover onzekerheid. De mentaliteit van een groot deel van de bevolking wordt gevoed door angst voor natuurelementen, waarachter uiteindelijk God schuilgaat, door een vaak concreet-natuurlijke interpretatie van Bijbelse gegevens, door afkeer van intellectualisme en door geneigdheid tot soberheid en eenvoud. Groepen in de Hervormde Kerk vervreemden van elkaar. Binnen het kerkelijk systeem is er sprake van sociale controle, van tucht, bevoogding door, vooral uit de elite bestaande kerkeraden. Door de krachtige invloed van de kerk is de onkerkelijkheid in de regio lager dan 2%, tegenover 17.1% landelijk. Er komen lokale groeperingen op, gevormd door zelfstudie, die zich verzetten tegen de heersende godsdienstbeleving in de kerk. De wortels van de protestants-christelijke verzuiling (1834-1879) liggen in de stichting van vrije kerken en vrije scholen uit verzet tegen bevoogding door de overheid (gezangenkwestie en vaccinatieplicht).