Het complete boek kunt u hier lezen:

PDF

351 pagina’s, dissertatie Deze uitgave is niet meer te bestellen

Uit de beschrijving van Carel Willem Pape, scriba van de classis Heusden rond de Afscheiding in 1834 en zijn activiteiten als hervormd provinciaal kerkbestuurder in Noord-Brabant rijst een beeld van de Nederlandse Hervormde Kerk gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw in onze provincie. De voornaamste beweegreden voor het werk en de publicistische arbeid van Pape is zijn streven om het protestantisme in Noord-Brabant en daarbuiten te behouden. Pape, in Breda geboren, studeert in Leiden theologie. Praktisch zijn hele predikantenloopbaan speelt zich af in Brabant, een half jaar in Sint-Michielsgestel en 36 jaar in Heusden. Hij voelt zich Brabander, maar een vertegenwoordiger van een minderheid, die zich door de katholieke meerderheid bedreigd voelt. Hij is een man met een brede intellectuele belangstelling, bevriend met de Bossche boekhandelaar en uitgever H. Palier en de onderwijsinspecteur H. Wijnbeek. Hij richt in Heusden een afdeling van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen op. Dat leidt tot stichting van een openbare school met een christelijk karakter.

Theologisch hang hij het rationalistisch-supra-naturalisme aan van de Groniger richting en keert zich fel tegen de moderne theologie. Sleutelbegrippen in zijn religieuze opvattingen zijn de ‘liefde’ en de bijbel als uitsluitend richtsnoer voor denken en handelen. Paulus is zijn voorbeeld. Pape is een fameus predikant en als betuurder ingenomen met het Algemeen Reglement van 1816, dat de kerk ondergeschikt maakt aan de staat, afkerig van theologische twisten en een man van het midden. Hij vindt dat de Hervormde Kerk ieder ruimte moet bieden onder naleving van haar reglementen. In Heusden laat hij zowel liberale als orthodoxe leden in de kerkeraad kiezen.

De verzoening tussen rede en openbaring biedt een garantie voor rust en orde in de kerk. Deze zijn hard nodig ter voorkoming van de gevaren van interne verdeeldheid en uiteenvallen in kleinere kerkgenootschappen en tegen de expansiedrang van het ultramontanisme binnen het dominante katholicisme in Brabant. Dat laatste is eerder een gevolg van zijn streven naar behoud van het protestantisme dan een vorm van antipapisme. Voor de hand ligt Pape’s afwijzende houding ten opzichte van zijn eigenzinnige collega H. Scholte, die in het land van Heusden en Altena als een katalysator voor de Afscheiding werkt.

Later bepleit Pape grotere autonomie van de kerk tegenover de staat door versterking van het presbyteriale element: uitbreiding van ouderlingen in de bestuurscolleges. De overheid heeft zich niet met samenstelling en werkwijze ervan te bemoeien. Pape gaat in die opvatting verer dan zijn collega’s. Zijn lidmaatschap van de Algemene Synodale Commissie stempelt hem alter, als een goede voorzitter die discussies zakelijk en soepel leidt en veel delegeert, tot de meest ingewijde bestuurders van de Nederlandse Hervormde Kerk.