In de negentiende eeuw groeide het besef dat arbeiders deugdelijk moesten worden gehuisvest, al was het maar ter verhoging van hun arbeidsprestaties, ter voorkoming van revoluties en ter bestrijding van epidemieën die vanuit de sloppenwijken ook gegoede burgers bedreigden. Met de Woningwet van 1901 aanvaardde de Nederlandse overheid een taak op dit terrein.
In Tilburg, net als in veel andere gemeentes, had men er moeite mee. Woningcorporaties werden tegengewerkt en de kundige directeur Woningbouw moest door politieke intriges het veld ruimen. In het Interbellum werd zijn stadsplan uiteindelijk toch uitgevoerd en ging de gemeente zich actief bekommeren om huisvesting voor arbeiders en ‘onmaatschappelijken’. Tilburg huisvestte haar groeiende bevolking vooral via stadsinbreiding. De katholieke kerk had daarbij grote invloed: nieuwe stadswijken vielen vrijwel naadloos samen met nieuwe parochies en kregen een rooms-getinte infrastructuur, zoals Jan Timmermans in zijn boek laat zien aan de hand van de arbeiderswijk Groeseind.
prijs € 35,–