Vandaag de dag zien de meeste Nederlanders hun kledingkeuze als een individuele daad waar de kerk zich niet mee dient te bemoeien. Tegen de rokverplichting van meisjes op reformatorische scholen, de orthodoxe kleding van aanhangers van de joodse Chabad-Lubavitch stroming en de hoofddoekjes en zeker boerka’s van moslima’s wordt op zijn zachtst gezegd vreemd aangekeken. Tot ongeveer vijftig jaar geleden was het echter in Nederland helemaal niet ongewoon dat de kerken zich druk maakten over het kleedgedrag van hun gelovigen.

Tussen 1914 en 1960 ontketende de rooms-katholieke Kerk zelfs een heftig zedelijkheidsoffensief, waarvan kleding en uiterlijk van met name vrouwen en meisjes een belangrijk speerpunt vormden. De Kerk was bang dat de gelovigen te zeer door het moderne leven werden aangetrokken en zich daardoor onafhankelijker van de geloofsregels zouden opstellen. Dat werd gezien als een bedreiging van het persoonlijk zielenheil, maar ook van het gezinsleven met de thuis aanwezige moeder als spil en van de standsgebonden ordening van de samenleving die de kerk voorstond. De kerk was kortom huiverig voor de moderniteit die in al zijn facetten om zich heen greep. Bisschop A.F. Diepen van ’s-Hertogenbosch was in die tijd een groot voorstander van zedige kleding en kreeg daarom in Tilburg op basis van zijn initialen de bijnaam Alles Flink Dicht, die is gekozen als titel voor deze studie.

Hoe probeerde de Kerk de gelovigen tot het gewenste kleedgedrag te brengen? Ten eerste door een kledingbeleid uit te zetten langs de hiërarchische lijnen vanaf de paus, via de bisschoppen naar de parochiegeestelijken en de op scholen en andere rooms-katholieke instellingen werkzame religieuzen. Daarnaast werden speciale zedelijkheidsverenigingen in het leven geroepen, zoals Vrouwenadel en Voor Eer en Deugd. Ook in de roomse pers kreeg het kledingvraagstuk ruim aandacht. Ondanks dit zorgvuldig opgebouwde beïnvloedingsapparaat bleef het gewenste effect uit. Gelovigen bleken hun eigen strategieën te hanteren in het spanningsveld tussen kerkelijke voorschriften en de verlokkingen van de moderniteit in het dagelijks leven. Na Vaticanum II (1962-1965) liet de katholieke Kerk de kledingkeuze uiteindelijk definitief over aan het eigen geweten van de gelovigen.

Om dat spanningsveld tussen leer en praktijk en de reacties van gelovigen zo goed mogelijk in kaart te kunnen brengen focust deze studie op een lokale situatie, de stad Tilburg. Om erachter te komen in hoeverre dat nu specifiek was voor de katholieke bevolkingsgroep of misschien eerder de algemene tijdgeest reflecteerde, worden de katholieken vergeleken met andersdenkenden: liberalen, protestanten, joden en socialisten. Citaten uit interviews en tijdsdocumenten brengen de kledingdiscussies van weleer tot leven en maken inzichtelijk hoe mensen daarin keuzes maakten en strategieën bepaalden. Er is geen geloofsdoctrine zo sterk of er is enige speelruimte om de regels net even anders uit te leggen en te praktiseren. In dit proces staan behoudende en veranderingsgezinde krachten tegenover elkaar en wordt de sociale en culturele werkelijkheid steeds weer opnieuw gecreëerd.

Prijs: € 29,50 exclusief portokosten € 6,50 (binnen Nederland) en € 9,80 (buiten Nederland)

Wilt u dit boek bestellen? Stuur een mail naar secretariaat ZHC: stichtingzhc@xs4all.nl