De Opkomst van Tilburg als industriestad; anderhalve eeuw economische en sociale ontwikkeling.

253 pagina’s Deze uitgave is niet meer te bestellen

Bundel met twaalf bijdragen van studenten, van acht tot vijftig pagina’s. Tal van aspecten uit anderhalve eeuw economische en sociale ontwikkeling komen aan de orde. Uiteraard overheerst de dominante en eenzijdige aanwezigheid van de Tilburgse textielindustrie, die meer dan elders de ontwikkeling laat zien van handwerk naar huisindustrie en tenslotte naar fabrieksarbeid.

Lodewijk Napoleon neemt Tilburg in 1809 op in de rij van steden. Weliswaar telt de ‘stad’ op dat moment slechts 9400 inwoners en toont zij nog duidelijk een agrarisch aanzien, maar de textielnijverheid, met name van wollen stoffen, maakt zoveel indruk op de vorst, dat hij Tilburg de gevraagde stadsrechten niet langer onthoudt. Er functioneren dan al 30 wollenlakenfabrieken, 75 kleine werkplaatsen en 300 weverijen. In de loop van de negentiende eeuw blijkt voortdurend de conjunctuurgevoeligheid van de textielnijverheid met onmiddellijke gevolgen voor de welvaart van de burgers. Politieke veranderingen, zoals de Belgische Opstand, protectionistische maatregelen en het continentaal stelsel hebben evenzovele gunstige als ongunstige gevolgen voor de stad. Ook de verkeerssituatie: een niet uitgevoerd wegenplan van keizer Napoleon, hooggestemd en zelfs van internationale allure, het moeizaam ontstaan van spoorlijnen en de late aanleg van het Wilhelminakanaal, pas in 1923, tonen de afhankelijkheid voor de op- en neergang van de Tilburgse nijverheid.

Relatief gunstig steken de vrouwen- en kinderarbeid af tegen landelijke cijfers. De vroege aanwezigheid van industrie stabiliseert ook eerer de bedeling, die in vergelijking met andere steden minder omvangrijk is. Trage mechanisatie door te kleine bedrijven bemoeilijken de concurrentie met het buitenland. De organisatie van arbeiders komt in Tilburg later dan elders van de grond. De weefschool, weliswaar in 1878 opgericht, blijkt aanvakelijk weinig succesvol. Andere bijdragen handelen over de Kamer van Koophandel en Fabrieken (1842-1862), de bevolkingsontwikkeling vanaf 1809 tot 1940 en de openbare gezondheidszorg. Het zijn alle eerste verkenningen die tot verder onderzoek uitnodigen.