Petrus Regout 1801-1878; een bijdrage tot de sociaal-economische geschiedenis van Maastricht

450 pagina’s, dissertatie Deze uitgave is niet meer te bestellen.

Petrus Regout gaat door voor de meest verguisde ondernemer van de negentiende eeuw. Dat is niet terecht. De geschiedenis verwisselt hem voortdurend met zijn zoon Petrus Alexander. Oncontroleerbare sentimenten bezorgen de vader een onverdiend slecht image. De zoon immers compromitteert zich in 1887 door de beruchte parlementaire enquête naar de arbeidsomstandigheden in fabrieken. De vader blijkt eerder koopman dan groot-industrieel, hoewel hij in de gegeven slechte omstandigheden energiek en handig enkele kleine industrieën in krital-, glas-, aardewerk en spijkers opzet met eigen slijperijen, die door een succesvol beleid uiteindelijk vele arbeiders werk verschaffen: in 1878 tellen deze gezamenlijk 2500 arbeiders.

Het begin van de negentiende eeuw betekent voor Maastricht in industrieel en sociaal opzicht een ellendig dieptepunt. De stad kan zich door haar vestingwallen niet uitbreiden, hetgeen het aantal inwoners per huis (!) in 1879 opvoert tot ruim elf personen. Erbarmelijke hygiënische omstandigheden en epidemieën zijn het gevolg. Meer dan de helft van het aantal inwoners behoort dan tot de bedeelden. Kinderarbeid heet gewoon, ofschoon niet erger dan elders. Nachtarbeid van jongens is lang normaal. Het lager onderwijs verkeert in een deplorabele toestand.

De welvaartspolititek van koning Willem I leidt na 1820 weliswaas tot verbetering door de opening van de Zuid-Willemsvaart in 1826 en de aanleg van steenwegen, maar de Belgische Opstand isoleert Maastricht tot een armelijke plaats in vijandig gebied. Na het definitieve afscheidingsverdrag in 1839 kan men de trieste balans opmaken: nauwelijks industrie, sociale misstanden, zich vooral manifesterend in kinderarbeid, lage lonen en dramatische woningnood.

Ofschoon 1834 een beslissend moment betekent voor de industrialisatie van Maastricht door de afschaffing van het verbod op invoer van grondstoffen en halffabrikaten, klimt de stad pas in de tweede helft van de negentiende eeuw moeizaam uit het dal. In 1860 mag zij zich al een echte industriestad in kapitalistisch-liberale zin noemen tegen de achtergrond van het Waals industriegebied, waarmee Maastricht feitelijk één geheel vormt. Petrus Regout heeft daarin een werkzaam en substantieel aandeel. Hij is de invloedrijkste ondernemer, lid van de gemeenteraad en de Eerste Kamer en, passend in de sfeer van de liberaal-katholieke ondernemer, ook de stichter van het ultramontaans nieuwblad L’ami du Limbourg.

De auteur hoopt met zijn studie bij te dragen tot een bezonnen en eerlijk oordeel over de ‘eerste’ Petrus Regout.