Deze zomer verschijnt het boek Dagelijks leven in ‘ontugt’. Prostitutie in de vestingstad ’s-Hertogenbosch van Jos Wassink. Met de auteur kijken we terug naar hoe het onderzoek is verlopen. Wassink verklapt meteen dat hij door het dissertatieonderzoek dat hij destijds in het oude rechterlijke archief van Weert deed nog steeds geïnteresseerd was naar de inhoud van de dossiers van de rechtspraak van de schepenen van ’s-Hertogenbosch. Met zijn voormalige vakbroeder en jaargenoot op de Archiefschool dr. Aart Vos, die ook gepensioneerd is, nam hij in december 2016 contact op om te horen of dossiers van de schepenbank van ’s-Hertogenbosch voldoende materiaal bevatten voor een onderzoek naar prostitutie. Vos had de criminele dossiers heel gedetailleerd ontsloten in het online databaseprogramma Dataschurk. Hij wist Wassink ervan te overtuigen dat de dossiers zeer interessante en rijke gegevens bevatten over dit onderwerp.

Wassink ging maandenlang één of meerdere dagen per week naar het Stadsarchief van ’s-Hertogenbosch om de dossiers te bestuderen. Archiefmedewerkers wezen hem erop dat de dossiers gefotografeerd konden worden zodat hij ze thuis kon lezen. Hij verkoos echter het bestuderen van de originele stukken mede omdat hij wist dat ook allerlei krabbeltjes op de achterkant van het papier van belang konden zijn. Niet zelden beleefde hij nog de sensatie van het contact met de documenten. Hij genoot van het handgeschreven schrift van de griffier.

Wassink: ‘Verrassend was de diepgravende interesse die de verhoorders van de opgepakte vrouwen toonden in de levenswandel van de arrestanten. Ik dacht meteen: hiermee kan ik een goed beeld scheppen van het dagelijks leven in de prostitutie.’ De verhoren verliepen volgens een bepaald stramien. Eerst werden persoonsgerichte vragen gesteld. De verhoorders vroegen naar de naam, de leeftijd, de geboorteplaats, het beroep, de verblijfplaatsen, de namen en de beroepen van de ouders. Ze wilden ook weten uit wat voor soort gezin de verdachte kwam, hoeveel broers en zussen ze had. Vervolgens werd dikwijls geïnformeerd wanneer de verdachte het ouderlijk huis had verlaten en waar ze toen was gaan wonen. Hoe kon ze zelf in haar onderhoud voorzien? Leefde ze met een man en had ze kinderen? Dikwijls wilde het gerecht weten wanneer de vrouw zich voor het eerst met prostitutie had ingelaten en hoe vaak ze contact met mannen had. Hoeveel geld ontving ze van klanten en welk deel moest ze daarvan eventueel afdragen aan kost- en huurgeld aan een bordeelhoudster. Het waren allemaal open vragen. De zaakgerichte vragen naar misdrijven waarvan ze verdacht werd, waren gesloten, suggestief en sturend. Justitie leek niet zozeer op zoek naar waarheidsvinding, maar meer naar bevestiging van hetgeen ze veronderstelde.

Wassink vond het wonderlijk dat de mannen, de klanten, niet gestraft werden. Officieel was namelijk voor iedereen, ook voor de Staatse soldaten, seks buiten het huwelijk niet toegestaan. Wassink ging daarvoor op zoek naar dossiers over berechting van militairen. De archieven van de garnizoenskrijgsraden in ’s-Hertogenbosch bleken verloren gegaan te zijn. Van een krijgsraad in Grave konden wel enkele stukken bestudeerd worden. In het Nationaal Archief in Den Haag zocht Wassink vergeefs in de archieven van de Hoge Krijgsraad. Militairen werden gezien als slachtoffers van de verleiding en werden nimmer veroordeeld voor prostitutiebezoek. Wel werden in archieven van met name de Gereformeerde Kerk in ’s-Hertogenbosch ernstige veroordelingen aangetroffen van mannen die niet voldeden aan de strenge zedelijke normen. Uit alle dossiers tezamen komt het beeld naar boven dat prostitutie in de garnizoensstad ’s-Hertogenbosch gedurende de hele Staatse periode welig tierde.

Dit is het tweede artikel over de publicatie van Jos Wassink. Lees hier het eerste bericht.

Bijschrift bij afbeelding:

Met het beddengoed over de balustrade, een man en een vrouw in de achterkamer, twee parende hondjes, en een vrouw die wel erg opzichtig schenkt, laat Frans van Mieris de Oudere duidelijk zien dat het hier gaat om een bordeelscène (ca. 1658-1659). Collectie Mauritshuis, Den Haag, inv. nr. 860.